Verantwoording

Als kinderen voor het eerst naar school gaan, komen ze in de groep in aanraking met allerlei sociale situaties die ze veelal nog niet eerder ervaren hebben. In een groep wordt er veel meer van de sociale en emotionele vaardigheden van een kind verwacht dan in een gezinssituatie. Zo krijgen ze te maken met verschillende leeftijdgenoten die allemaal op hun eigen manier reageren. De leerkracht is soms de eerste (professionele) ‘opvoeder’ waar ze mee te maken krijgen, naast hun eigen ouder(s)/verzorger(s).

Elk kind gaat op zijn eigen wijze om met de overgang naar school. Het ene kind zal zich makkelijk aanpassen en veel gewenst gedrag laten zien terwijl het andere kind daar veel meer moeite heeft. Voor kinderen is het niet altijd even duidelijk welk gedrag er van ze verwacht wordt. Niet alle kinderen hebben een antenne voor die vaak impliciete gedragsverwachtingen. Het is daarom goed om die uit te spreken. Ook als je denkt dat iedereen dat wel zal begrijpen.

De serie ‘Hoe doe je dat?’ geeft de leraar een handvat om met de kinderen in gesprek te gaan over gewenst gedrag zodat ze zich meer bewust worden van de geldende gedragsverwachtingen. De gedragsverwachtingen die in de diverse prentenboeken aan de orde komen hebben specifiek betrekking op emotionele, sociale en taak/werkhoudingsvaardigheden.

Gewenst gedrag leren kinderen niet door er alleen maar over te horen vertellen en erover te praten. Ook het oefenen van gewenste gedragingen is belangrijk. Dat kan met behulp van de vragen, oefeningen en spelvormen in het boek.

Werken aan vaardigheden

Bij de keuze voor de sociale, emotionele en taak/werkhoudingsvaardigheden die in de thema’s aan bod komen, is gebruikgemaakt van verschillende leerlijnen; onder andere van Stichting Leerplanontwikkeling (SLO), het CED en het HCO.

In de verhalen is gekozen voor een fictieve dierenwereld. De dieren maken allerlei (sociale) situaties mee die voor jonge kinderen herkenbaar zijn. Door gebruik te maken van dieren met menselijke eigenschappen kunnen kinderen zich op een veilige manier met deze dieren identificeren. In de verhalen vertonen de dieren zowel gewenst als ongewenst gedrag. Zo worden de verschillen tussen gewenst en ongewenst verduidelijkt en zijn de verhalen levendiger en levensechter. Daarbij is het ook goed om te laten zien dat het niet erg is dat niet alles meteen goed gaat: gelukkig kan en mag je nog veel leren.

Het is goed om te bedenken dat ongewenst gedrag vaak niet bewust ongewenst, maar bijvoorbeeld voortkomt uit onwetendheid en enthousiasme. Gewenst en ongewenst gedrag zijn termen die we niet gebruiken om te moraliseren, maar om aan te geven dat gewenst gedrag het mogelijk maakt goed te functioneren in een groep.